1 Beter een arme die in oprechtheid wandelt,dan een verkeerde van lippen, die bovendien dwaas is.
2 Zonder verstand deugt zelfs ijver niet,wie haastig is met zijn voeten, begaat een misstap.
3 Des mensen eigen dwaasheid verderft zijn weg,en dan is zijn hart gramstorig op de Here.
4 Rijkdom brengt veel vrienden aan,maar een arme wordt door zijn vriend verlaten.
5 Een vals getuige blijft niet ongestraft,wie leugens uitblaast, ontkomt niet.
6 Velen dingen naar de gunst van de aanzienlijke,ieder is vriend van wie geschenken geeft.