7 want als iemand die zijn eigen plannen maakt, zo is hij;„eet en drink!” zegt hij tot u, maar zijn hart is niet met u;
8 de bete die gij gegeten hebt, zult gij uitspuwen,en uw vriendelijke woorden hebt gij verspild.
9 Spreek niet ten aanhoren van een dwaas,want hij veracht uw verstandige taal,
10 Verleg de aloude grenzen nieten kom niet op de akker der wezen,
11 want hun Losser is sterk;Hij zal hun rechtsgeding tegen u voeren.
12 Richt uw hart op de vermaningen uw oor op woorden van verstand.
13 Onthoud de tucht niet aan de knaap;slaat gij hem met de stok, hij sterft er niet van;