13 Gelijk de koelte der sneeuw in de oogsttijd,is een betrouwbare bode voor wie hem zendt;hij verkwikt de ziel van zijn heer.
14 Dampen en wind en toch geen regen,zo is iemand die ophef maakt van een waardeloos geschenk.
15 Door lankmoedigheid wordt de machtige vermurwd,een zachte tong verbreekt beenderen.
16 Hebt gij honig gevonden, eet zoveel als u voldoende is,opdat gij er niet te veel van krijgt en het uitspuwt.
17 Zet uw voet niet te dikwijls in het huis van uw naaste,opdat hij niet genoeg van u krijge en u hate.
18 Een knots en een zwaard en een scherpe pijl,zo is iemand die als vals getuige optreedt tegen zijn naaste.
19 Als een afbrekende tand en een zwikkende voetis het vertrouwen op een trouweloze ten dage der benauwdheid.