2 Het is Gods eer een zaak te verbergen,maar der koningen eer een zaak uit te vorsen.
3 De hoogte des hemels, de diepte der aardeen het hart der koningen is niet te doorvorsen.
4 Doe het schuim van het zilver weg,en er komt een werkstuk uit voor de zilversmid.
5 Doe de goddeloze van de koning weg,en zijn troon wordt bevestigd door gerechtigheid.
6 Praal niet bij de koning,ga niet staan op de plaats der groten;
7 want het is beter, dat men tot u zegt: Kom hierheen, hoger op!dan dat men u vernedere voor de aanzienlijke,die uw ogen hebben gezien.
8 Ga niet haastig over tot een rechtsgeding,want wat zult gij ten slotte doen,wanneer uw naaste u beschaamd maakt?