11 Een zot die zijn dwaasheid herhaalt,is als een hond die naar zijn uitbraaksel terugkeert.
12 Ziet gij een man die wijs is in eigen oog,voor een dwaas is meer hoop dan voor hem.
13 De luiaard zegt: Een roofdier op de weg!een leeuw op straat!
14 De deur draait zich om op haar scharnieren,zo de luiaard op zijn bed.
15 Al heeft de luiaard zijn hand in de schotel gestoken,hij is te traag om haar naar zijn mond te brengen.
16 De luiaard is wijzer in eigen oogdan zeven die verstandig antwoord geven.
17 Wie zich mengt in een twist die hem niet aangaat,is als iemand die een voorbijlopende hond bij de oren grijpt.