1 Beroem u niet op de dag van morgen,want gij weet niet wat een dag kan baren.
2 Een ander roeme u, en niet uw eigen mond,een vreemde, en niet uw eigen lippen.
3 Steen is zwaar en zand weegt,maar de ergernis over een dwaas is zwaarder dan die beide.
4 Gramschap is wreed en toorn is overstelpend,maar wie zal voor jaloersheid bestaan?
5 Een onomwonden bestraffing is beterdan verborgen liefde;
6 oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen,maar overvloedig zijn de kussen van een vijand.
7 Een verzadigd mens vertreedt honigzeem,maar voor een hongerige is al het bittere zoet.