16 Wie haar wil opsluiten, zou wind opsluiten,en zijn rechterhand zou olie ontmoeten.
17 Zoals men ijzer met ijzer scherpt,zo scherpt de ene mens de ander.
18 Wie de vijgeboom verzorgt, geniet zijn vrucht;wie voor zijn heer zorgt, wordt geëerd.
19 Zoals het water het gelaat weerspiegelt,zo weerspiegelt het hart van de mens de mens.
20 Dodenrijk en verderf zijn onverzadelijk;even onverzadelijk zijn de ogen des mensen.
21 De smeltkroes is voor het zilver en de oven voor het goud,en de mens (wordt beoordeeld) naar zijn faam.
22 Al stampt gij een dwaas in een vijzel,tussen de graankorrels met een stamper,zijn dwaasheid zal niet van hem wijken.