3 Een arm man, die geringen verdrukt,is een wegspoelende regen, zodat er geen brood is.
4 Wie de wet verzaken, prijzen de goddeloze;maar wie de wet betrachten, ergeren zich aan hen.
5 Boze lieden verstaan het recht niet,maar wie de Here zoeken, verstaan alles.
6 Beter een arme die in oprechtheid wandelt,dan iemand die verkeerde wegen gaat, al is hij rijk.
7 Wie de wet betracht, is een verstandig zoon,maar wie het met de doorbrengers houdt,maakt zijn vader te schande.
8 Wie zijn vermogen door rente en woeker vermeerdert,verzamelt het voor hem die zich over de geringen ontfermt.
9 Wie zijn oor afwendt van het horen der wet,diens gebed zelfs is een gruwel.