1 Wie zijn nek verhardt ondanks herhaalde vermaning,wordt opeens onherstelbaar gebroken.
2 Als de rechtvaardigen toenemen, verheugt zich het volk;maar het volk zucht, als een goddeloze heerst.
3 Wie wijsheid liefheeft, verheugt zijn vader;maar wie met hoeren verkeert, brengt zijn vermogen door.
4 Door recht houdt een koning het land staande,maar een afperser richt het te gronde.