14 Een koning die de geringen naar waarheid richt,diens troon staat voor eeuwig vast.
15 Roede en bestraffing geven wijsheid,maar een aan zichzelf overgelaten knaapmaakt zijn moeder te schande.
16 Als de goddelozen talrijk worden, neemt de overtreding toe,maar de rechtvaardigen verlustigen zich in hun val.
17 Tuchtig uw zoon, en hij zal u rust bereidenen u vreugde verschaffen.
18 Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk,maar heil hem die de wet bewaart.
19 Met woorden wordt een slaaf niet in tucht gehouden,want al verstaat hij ze, hij stoort zich er niet aan.
20 Ziet gij iemand die met zijn woorden te haastig is,voor een dwaas is meer hoop dan voor hem.