5 Alle woord Gods is gelouterd;hun die bij Hem schuilen, is Hij ten schild.
6 Doe niets aan zijn woorden toe,opdat Hij u niet terechtwijzeen gij een leugenaar bevonden wordt.
7 Twee dingen vraag ik van U,onthoud ze mij niet, voordat ik sterf:
8 houd valsheid en leugentaal verre van mij,geef mij armoede noch rijkdom,voed mij met het brood, mij toebedeeld;
9 opdat ik, verzadigd zijnde, U niet verloocheneen zegge: Wie is de Here?noch ook, verarmd zijnde, steleen mij aan de naam van mijn God vergrijpe.
10 Belaster een knecht niet bij zijn heer,opdat hij u niet vloeke en gij ervoor moet boeten,
11 Er is een geslacht, dat zijn vader vervloekten zijn moeder niet zegent,