11 Op haar vertrouwt het hart van haar man,het zal hem aan voordeel niet ontbreken.
12 Zij doet hem goed en geen kwaad,al de dagen van haar leven.
13 Zij is bezig met wol en vlasen werkt met vaardige handen.
14 Zij is als de schepen van de koopmanen haalt van verre haar spijs.
15 Zij staat op, als het nog nacht is,zij geeft haar huis het voedsel, haar dienstmaagden haar deel.
16 Zint zij op een akker, dan verwerft zij die,van de verdienste van haar handen plant zij een wijngaard.
17 Zij omgordt haar lendenen met krachten versterkt haar armen.