14 Bijna was ik in alle kwaad geraakt– te midden van de gemeente en de vergadering.
15 Drink water uit uw eigen regenbaken welwater uit uw eigen bornput.
16 Moeten uw bronnen op straat overstromen,(uw) waterbeken op de pleinen?
17 Zij moeten voor u alleen zijn,niet voor vreemden nevens u.
18 Uw bron zij gezegend,verheug u over de vrouw uwer jeugd:
19 een liefelijke hinde, een bekoorlijke ree;laat haar boezem u te allen tijde vreugdedronken maken,wees bestendig verrukt over haar liefkozingen.
20 Waarom zoudt gij dan, mijn zoon, afdwalen naar een vreemde,de boezem van een onbekende omarmen?