26 Want ter wille van een hoer(vervalt men) tot een schamel stuk brood,en eens anders vrouw maakt jacht op een kostbaar leven.
27 Zal iemand vuur in zijn boezem halen,zonder dat zijn klederen in brand geraken?
28 Of zal iemand op gloeiende kolen lopen,zonder dat zijn voeten verbranden?
29 Aldus hij, die tot de vrouw van zijn naaste komt;niemand die haar aanraakt, gaat vrijuit.
30 Men veracht een dief niet, wanneer hij steeltom zijn begeerte te bevredigen, als hij honger heeft,
31 maar betrapt zijnde, moet hij zevenvoudige vergoeding geven,al het goed van zijn huis moet hij geven.
32 Wie overspel pleegt met een vrouw, is verstandeloos;wie dit doet, richt zichzelf te gronde.