29 Aldus hij, die tot de vrouw van zijn naaste komt;niemand die haar aanraakt, gaat vrijuit.
30 Men veracht een dief niet, wanneer hij steeltom zijn begeerte te bevredigen, als hij honger heeft,
31 maar betrapt zijnde, moet hij zevenvoudige vergoeding geven,al het goed van zijn huis moet hij geven.
32 Wie overspel pleegt met een vrouw, is verstandeloos;wie dit doet, richt zichzelf te gronde.
33 Schade en schande verkrijgt hij,zijn smaad is onuitwisbaar.
34 Want jaloersheid is vuurgloed in een man,hij kent geen mededogen ten dage der wraak;
35 hij aanvaardt geen enkel zoenmiddel,en blijft onverbiddelijk, al geeft gij een nog zo groot geschenk.