19 Want mijn man is niet thuis,hij heeft een verre reis ondernomen;
20 een buidel geld heeft hij met zich meegenomen,tegen de dag der volle maan zal hij thuiskomen.
21 Zij haalde hem over door haar redenering,met haar gladde lippen verleidde zij hem.
22 Argeloos liep hij haar naals een rund dat naar de slachtbank gaat,als een dwaas in boeien geslagen,
23 totdat een pijl zijn lever doorboorde;gelijk een vogel zich haast naar het klapnet,zonder te weten, dat het tegen zijn leven gericht is.
24 Nu dan, zonen, luistert naar mij,slaat acht op de redenen van mijn mond.
25 Uw hart wijke niet af naar haar wegen,dwaal niet af op haar paden.