1 Roept de Wijsheid nieten verheft de Verstandigheid niet haar stem?
2 Boven op de hoogten aan de weg,daar, waar de paden samenkomen, is zij gaan staan,
3 aan de zijde van de poorten, aan de ingang der stad,waar men de poortdeuren binnengaat, roept zij luide:
4 Tot u, mannen, roep iken mijn stem gaat uit tot de mensenkinderen!
5 Gij onverstandigen, leert schranderheid,gij dwazen, verstaat het met uw hart.
6 Hoort, want ik zal verheven dingen sprekenen mijn lippen openen tot wat recht is.