27 Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar;toen Hij een kring trok op het oppervlak van de oceaan,
28 toen Hij de wolken daarboven bevestigde,en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden,
29 toen Hij aan de zee haar perk stelde,opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden,en Hij de grondslagen der aarde bepaalde,
30 toen was ik een troetelkind bij Hem,ik was een en al verrukking dag aan dag,te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht,
31 mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk,en mijn vreugde was met de mensenkinderen.
32 Nu dan, zonen, luistert naar mij,want welzalig zijn zij die mijn wegen bewaren.
33 Hoort naar de vermaning, dan wordt gij wijs,slaat haar niet in de wind.