3 aan de zijde van de poorten, aan de ingang der stad,waar men de poortdeuren binnengaat, roept zij luide:
4 Tot u, mannen, roep iken mijn stem gaat uit tot de mensenkinderen!
5 Gij onverstandigen, leert schranderheid,gij dwazen, verstaat het met uw hart.
6 Hoort, want ik zal verheven dingen sprekenen mijn lippen openen tot wat recht is.
7 Want waarheid spreekt mijn gehemelte,een gruwel voor mijn lippen is de goddeloosheid.
8 Al de woorden van mijn mond zijn in gerechtigheid gesproken;niets daarin is verdraaid en verkeerd.
9 Zij alle zijn voor de verstandige juist,betrouwbaar voor wie kennis gevonden hebben.