2 (102:3) Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk.
3 (102:4) Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.
4 (102:5) Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.
5 (102:6) Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens.
6 (102:7) Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.
7 (102:8) Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.
8 (102:9) Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.