11 Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
12 HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.
13 Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
14 Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
15 Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
16 Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
17 Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.