159 Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
160 Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid.
161 Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord.
162 Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.
163 Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
164 Ik loof U zevenmaal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.
165 Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.