165 Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.
166 O HEERE! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.
167 Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.
168 Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.
169 Thau. O HEERE! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.
170 Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.
171 Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.