31 (18:32) Want wie is God, behalve de HEERE? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God?
32 (18:33) Het is God, die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.
33 (18:34) Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten.
34 (18:35) Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.
35 (18:36) Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.
36 (18:37) Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben niet gewankeld.
37 (18:38) Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.