17 (22:18) Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.
18 (22:19) Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.
19 (22:20) Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp.
20 (22:21) Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds.
21 (22:22) Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen.
22 (22:23) Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.
23 (22:24) Gij, die den HEERE vreest! prijst Hem; al gij zaad van Jakob! vereert Hem; en ontziet u voor Hem, al gij zaad van Israel!