12 (34:13) Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien?
13 (34:14) Nun. Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken.
14 (34:15) Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.
15 (34:16) Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep.
16 (34:17) Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.
17 (34:18) Tsade. Zij roepen, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden.
18 (34:19) Koph. De HEERE is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest.