5 (38:6) Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.
6 (38:7) Ik ben krom geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den gansen dag in het zwart.
7 (38:8) Want mijn darmen zijn vol van een verachtelijke plage, en er is niets geheels in mijn vlees.
8 (38:9) Ik ben verzwakt, en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van het geruis mijns harten.
9 (38:10) HEERE! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen.
10 (38:11) Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij.
11 (38:12) Mijn liefhebbers en mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden staan van verre.