14 (44:15) Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.
15 (44:16) Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij;
16 (44:17) Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.
17 (44:18) Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
18 (44:19) Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
19 (44:20) Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
20 (44:21) Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid,