16 (44:17) Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.
17 (44:18) Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
18 (44:19) Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
19 (44:20) Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
20 (44:21) Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid,
21 (44:22) Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.
22 (44:23) Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.