19 (44:20) Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
20 (44:21) Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid,
21 (44:22) Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.
22 (44:23) Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.
23 (44:24) Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.
24 (44:25) Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
25 (44:26) Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.