4 (44:5) Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs.
5 (44:6) Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.
6 (44:7) Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen.
7 (44:8) Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd.
8 (44:9) In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela.
9 (44:10) Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
10 (44:11) Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.