9 (44:10) Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
10 (44:11) Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
11 (44:12) Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.
12 (44:13) Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet.
13 (44:14) Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
14 (44:15) Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.
15 (44:16) Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij;