5 (48:6) Gelijk zij het zagen, alzo waren zij verwonderd; zij werden verschrikt, zij haastten weg.
6 (48:7) Beving greep hen aldaar aan, smart als van een barende vrouw.
7 (48:8) Met een oostenwind verbreekt Gij de schepen van Tharsis.
8 (48:9) Gelijk wij gehoord hadden, alzo hebben wij gezien in de stad des HEEREN der heirscharen, in de stad onzes Gods; God zal haar bevestigen tot in eeuwigheid. Sela.
9 (48:10) O God! wij gedenken Uwer weldadigheid, in het midden Uws tempels.
10 (48:11) Gelijk Uw Naam is, o God! alzo is Uw roem tot aan de einden der aarde; Uw rechterhand is vol van gerechtigheid.
11 (48:12) Laat de berg Sion blijde zijn; laat de dochteren van Juda zich verheugen, om Uwer oordelen wil.