1 Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. (55:2) O God! neem mijn gebed ter oren, en verberg U niet voor mijn smeking.
2 (55:3) Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier;
3 (55:4) Om den roep des vijands, vanwege de beangstiging des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij.
4 (55:5) Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen.
5 (55:6) Vrees en beving komt mij aan, en gruwen overdekt mij;
6 (55:7) Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht.
7 (55:8) Ziet, ik zou ver wegzwerven, ik zou vernachten in de woestijn. Sela.