6 (55:7) Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht.
7 (55:8) Ziet, ik zou ver wegzwerven, ik zou vernachten in de woestijn. Sela.
8 (55:9) Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm.
9 (55:10) Verslind hen, HEERE! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad.
10 (55:11) Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar.
11 (55:12) Enkel verderving is binnen in haar; en list en bedrog wijkt niet van haar straat.
12 (55:13) Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben.