4 (60:6) Maar nu hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid. Sela.
5 (60:7) Opdat Uw beminden zouden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
6 (60:8) God heeft gesproken in Zijn heiligdom; dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten.
7 (60:9) Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.
8 (60:10) Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen! juich over mij, o gij Palestina!
9 (60:11) Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom?
10 (60:12) Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?