1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. (61:2) O God! hoor mijn geschrei, merk op mijn gebed.
2 (61:3) Van het einde des lands roep ik tot U als mijn hart overstelpt is; leid mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn.
3 (61:4) Want Gij zijt mij een Toevlucht geweest, een sterke Toren voor den vijand.
4 (61:5) Ik zal in Uw hut verkeren in eeuwigheden; ik zal mijn toevlucht nemen in het verborgene Uwer vleugelen. Sela.
5 (61:6) Want Gij, o God! hebt gehoord naar mijn geloften; Gij hebt mij gegeven de erfenis dergenen, die Uw Naam vrezen.