1 Een psalm van David, een lied, voor den opperzangmeester. (65:2) De lofzang is in stilheid tot U, o God! in Sion; en U zal de gelofte betaald worden.
2 (65:3) Gij hoort het gebed; tot U zal alle vlees komen.
3 (65:4) Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij; maar onze overtredingen, die verzoent Gij.
4 (65:5) Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest, en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goed van Uw huis, met het heilige van Uw paleis.
5 (65:6) Vreselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen aller einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee!
6 (65:7) Die de bergen vastzet door Zijn kracht, omgord zijnde met macht.
7 (65:8) Die het bruisen der zeeen stilt, het bruisen harer golven, en het rumoer der volken.