21 (69:22) Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven; en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven.
22 (69:23) Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik.
23 (69:24) Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen.
24 (69:25) Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan.
25 (69:26) Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.
26 (69:27) Want zij vervolgen, dien Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden.
27 (69:28) Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid.