1 Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. (7:2) HEERE, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij.
2 (7:3) Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw, verscheurende, terwijl er geen verlosser is.
3 (7:4) HEERE, mijn God, indien ik dat gedaan heb, indien er onrecht in mijn handen is;
4 (7:5) Indien ik kwaad vergolden heb dien, die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered, die mij zonder oorzaak benauwde!)