7 (76:8) Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af?
8 (76:9) Gij deedt een oordeel horen uit den hemel; de aarde vreesde en werd stil,
9 (76:10) Als God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela.
10 (76:11) Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden.
11 (76:12) Doet geloften en betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen;
12 (76:13) Die den geest der vorsten als druiven afsnijdt; Die den koningen der aarde vreselijk is.