23 Daar Hij den wolken van boven gebood, en de deuren des hemels opende;
24 En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren.
25 Een iegelijk at het brood der Machtigen; Hij zond hun teerkost tot verzadiging.
26 Hij dreef den oostenwind voort in den hemel, en voerde den zuidenwind aan door Zijn sterkte;
27 En regende op hen vlees als stof, en gevleugeld gevogelte als zand der zeeen;
28 En deed het vallen in het midden zijns legers, rondom zijn woningen.
29 Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust toebracht.