1 Voor den opperzangmeester, op de Gittith, een psalm van Asaf. (81:2) Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob.
2 (81:3) Heft een psalm op, en geeft de trommel; de liefelijke harp met de luit.
3 (81:4) Blaast de bazuin in de nieuwe maan, ter bestemder tijd, op onzen feestdag.
4 (81:5) Want dat is een inzetting in Israel, een recht van den God Jakobs.
5 (81:6) Hij heeft het gezet tot een getuigenis in Jozef, als Hij uitgetogen was tegen Egypteland; alwaar ik gehoord heb een spraak, die ik niet verstond;
6 (81:7) Ik heb zijn schouder van den last onttrokken; zijn handen zijn van de potten ontslagen.
7 (81:8) In de benauwdheid riept gij, en Ik hielp u uit; Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders; Ik beproefde u aan de wateren van Meriba. Sela.