10 (83:11) Die verdelgd zijn te Endor; zij zijn geworden tot drek der aarde.
11 (83:12) Maak hen en hun prinsen als Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna;
12 (83:13) Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen.
13 (83:14) Mijn God! maak hen als een wervel, als stoppelen voor den wind.
14 (83:15) Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt;
15 (83:16) Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uw draaiwind.
16 (83:17) Maak hun aangezicht vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken.