2 (85:3) De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela.
3 (85:4) Gij hebt weggenomen al Uw verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns.
4 (85:5) Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons.
5 (85:6) Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?
6 (85:7) Zult Gij ons niet weder levend maken, opdat Uw volk zich in U verblijde?
7 (85:8) Toon ons Uw goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil.
8 (85:9) Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.