12 (88:13) Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid?
13 (88:14) Maar ik, HEERE! roep tot U, en mijn gebed komt U voor in den morgenstond.
14 (88:15) HEERE! waarom verstoot Gij mijn ziel, en verbergt Uw aanschijn voor mij?
15 (88:16) Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende; ik draag Uw vervaarnissen, ik ben twijfelmoedig.
16 (88:17) Uw hittige toornigheden gaan over mij; Uw verschrikkingen doen mij vergaan.
17 (88:18) Den gansen dag omringen zij mij als water; te zamen omgeven zij mij.
18 (88:19) Gij hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan; mijn bekenden zijn in duisternis.