12 (9:13) Want Hij zoekt de bloedstortingen, Hij gedenkt derzelve; Hij vergeet het geroep der ellendigen niet.
13 (9:14) Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn poorten des doods;
14 (9:15) Opdat ik Uw gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik mij verheuge in Uw heil.
15 (9:16) De heidenen zijn gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden.
16 (9:17) De HEERE is bekend geworden; Hij heeft recht gedaan; de goddeloze is verstrikt in het werk zijner handen! Higgajon, Sela.
17 (9:18) De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen.
18 (9:19) Want de nooddruftige zal niet voor altoos vergeten worden, noch de verwachting der ellendigen in eeuwigheid verloren zijn.