4 (92:5) Want Gij hebt mij verblijd, HEERE! met Uw daden, ik zal juichen over de werken Uwer handen.
5 (92:6) O HEERE! hoe groot zijn Uw werken! zeer diep zijn Uw gedachten.
6 (92:7) Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;
7 (92:8) Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden.
8 (92:9) Maar Gij zijt de Allerhoogste in eeuwigheid de HEERE!
9 (92:10) Want zie, Uw vijanden, o HEERE! want zie, Uw vijanden zullen vergaan; al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden.
10 (92:11) Maar Gij zult mijn hoorn verhogen, gelijk eens eenhoorns; ik ben met verse olie overgoten.