4 Pas maar op, slecht volk! Jullie en jullie voorouders zijn door en door slecht. Jullie hebben de Heer verlaten. Jullie hebben de Heilige God van Israël zwaar beledigd met wat jullie over Hem zeggen. Jullie zijn bij Hem weggelopen.
5 Moet Hij jullie dan nog meer slaan? Jullie hele hoofd is al gezwollen van de klappen! Jullie zijn helemaal ziek! Maar toch worden jullie alleen maar slechter en slechter.
6 Van top tot teen zitten jullie onder de wonden. Geen plekje is nog heel. Overal zitten wonden, schrammen en builen die niet zijn verzorgd en niet zijn verbonden. Er is geen zalf op gedaan.
7 Jullie land is verwoest. Jullie steden zijn verbrand. Jullie moeten toekijken hoe jullie akkers door vreemdelingen worden leeggegeten. Het lijkt wel alsof het land door vreemden ondersteboven is gekeerd.
8 En wat is er van Jeruzalem over, de stad op de berg Sion? Jeruzalem lijkt op een hutje in een wijngaard, op een schuilhut voor de nacht [ voor de arbeiders ] in een komkommerveld, op een omsingelde stad.
9 Als de Heer van de hemelse legers niet een klein overblijfsel had overgelaten, zouden we net als Sodom en Gomorra helemaal vernietigd zijn.
10 Leiders van Jeruzalem, slecht als Sodom, luister naar wat de Heer zegt! Volk van Jeruzalem, slecht als Gomorra, luister goed naar wat onze God jullie wil zeggen!