7 Jullie land is verwoest. Jullie steden zijn verbrand. Jullie moeten toekijken hoe jullie akkers door vreemdelingen worden leeggegeten. Het lijkt wel alsof het land door vreemden ondersteboven is gekeerd.
8 En wat is er van Jeruzalem over, de stad op de berg Sion? Jeruzalem lijkt op een hutje in een wijngaard, op een schuilhut voor de nacht [ voor de arbeiders ] in een komkommerveld, op een omsingelde stad.
9 Als de Heer van de hemelse legers niet een klein overblijfsel had overgelaten, zouden we net als Sodom en Gomorra helemaal vernietigd zijn.
10 Leiders van Jeruzalem, slecht als Sodom, luister naar wat de Heer zegt! Volk van Jeruzalem, slecht als Gomorra, luister goed naar wat onze God jullie wil zeggen!
11 De Heer zegt: "Waarom brengen jullie Mij zoveel offers? Houd alsjeblieft op met het offeren van al die schapen en al dat vet. Ik heb er genoeg van! Ik kan het bloed van stieren, schapen en geiten niet meer zíen!
12 Jullie komen naar mijn tempel, maar wie heeft jullie gevraagd om te komen?
13 Jullie kunnen maar beter wegblijven met jullie schijnheilige offers. Walgelijk vind Ik ze. Offers voor de nieuwe maand en de heilige rustdag , allerlei samenkomsten – Ik heb er genoeg van! Jullie vieren al mijn feesten, maar intussen doen jullie vreselijke dingen!